Een onderzoeksteam van het Abramson Cancer Center (ACC) van de University of Pennsylvania School of Medicine ontdekte dat of een tumor warm of koud is, wordt bepaald door informatie die in de kankercellen zelf is ingebed. “Hot” tumors are often considered more sensitive to immunotherapy. In a new study published this week in Immunity, the researchers explored the role of “tumor heterogeneity”, namely the ability of tumor cells to move, replicate, metastasize and respond to treatment. These new findings can help oncologists more accurately tailor the unique tumor composition of patients.
Ben Stanger, hoogleraar gastro-enterologie en cel- en ontwikkelingsbiologie aan de Perelman School of Medicine van de Universiteit van Pennsylvania, zei dat de mate waarin T-cellen worden aangetrokken door tumoren wordt gereguleerd door de tumorspecifieke genen. Om tumoren te laten groeien, moeten ze aanvallen van het immuunsysteem vermijden. Er zijn twee manieren: om zich te ontwikkelen tot koude tumoren, of hete tumoren die T-cellen kunnen uitputten, waardoor tumorcellen effectief worden beschermd tegen schade aan het immuunsysteem van de patiënt.
In this study, researchers found that whether a tumor is hot or cold determines whether it will respond to immunotherapie. Cold tumor cells produce a compound called CXCL1, which can instruct bone marrow cells to enter the tumor, keep T cells away from the tumor, and ultimately make the immunotherapy insensitive. In contrast, knocking out CXCL1 in cold tumors promotes T cell infiltration and sensitivity to immunotherapy.
Het team genereerde een reeks cellijnen die de kenmerken van alvleeskliertumoren nabootsen, inclusief de soorten immuuncellen die ze bevatten. In de toekomst kunnen deze tumorcellijnen helpen de behandeling van specifieke subtypes van patiënten met verschillende heterogeniteitstoestanden van tumoren verder te identificeren en te optimaliseren.