Op het Gastrointestinal Cancer Symposium 2018 lieten de resultaten van de fase III CELESTIAL-studie zien dat carbotinib, vergeleken met placebo, de algehele overleving (OS) van eerder behandelde patiënten met gevorderde leverkanker (HCC) met 2.2 maanden kan verbeteren.
In het dubbelblinde onderzoek was de mediane overlevingstijd voor carbotinib 10.2 maanden vergeleken met 8.0 maanden voor placebo, wat een vermindering van 24% betekende van het risico op progressie of overlijden. De progressievrije overleving (PFS) met catinitinib was 5.2 maanden en met placebo 1.9 maanden, en het risico op progressie of overlijden bij gerichte therapie was met 56% verminderd.
Based on the results of this study, pharmaceutical companies are preparing to submit an application for approval to the FDA, which was approved for the treatment of kidney cancer and schildklier cancer. The prognosis of patients with advanced hepatocellular carcinoma is poor, and previous systemic treatments are limited. Principal Investigator Ghassan K, MD, MD, Memorial Sloan Kettering Cancer Center, said that in clinical trials, the significant benefits for patients ’overall survival and progression-free survival indicate that if approved, carbatinib can become an important treatment for these patients Complementary therapy.
In het CELESTIAL-onderzoek werden 707 patiënten willekeurig toegewezen aan 60 mg carbatinib (n = 470) of placebo (n = 237) per dag. Alle patiënten hadden een ECOG-prestatiestatus 0 of 1. Er werd ten minste één systemische behandeling uitgevoerd en 70% van de patiënten had sorafenib (Nexavar) gebruikt.
In de analyse van de sorafeniagroep was de mediane OS in de carbotinibgroep 11.3 maanden, vergeleken met 7.2 maanden in de placebogroep; de mediane PFS was 5.5 maanden en 1.9 maanden in de placebogroep.
Behandelingsgerelateerde bijwerkingen (16%) vergeleken met placebo (3%) stopten meer patiënten met de behandeling. De meest voorkomende graad 3-4 bijwerkingen (AE’s) en kasatinib vergeleken met placebo zijn abnormale roodheid van de handpalmen (17% versus 0%), hypertensie (16% versus 2%) en verhoogde aspartaataminotransferase (12% versus 7%), vermoeidheid (10% versus 4%) en diarree (10% versus 2%). Vergeleken met placebo was de incidentie van graad 5 bijwerkingen in de carbotinibgroep hoger. In totaal ontwikkelden 6 patiënten leverfalen, bronchiale fistel in de slokdarm, trombose in de poortader, bloeding in het bovenste deel van het maagdarmkanaal, longembolie en hepatisch veneuze syndroom. Eén patiënt in de placebogroep stierf aan leverfalen.